Deze week is het De Brabantse Week van het Wonen. Een uiterst belangrijk thema, want de behoefte aan nieuwe woonruimte blijft ook in Brabant onverminderd groot. Alleen al tot 2030 zijn er 130.000 extra woningen nodig om aan de vraag te voldoen. Van dat aantal zou een derde geschikt moeten zijn voor (aankomende) senioren.
Het thema van De Brabantse Week van het Wonen is Tempo maken, met oog voor kwaliteit. Met webinars, bijeenkomsten en excursies wordt gekeken naar welke mogelijkheden er zijn om het bouwtempo zo hoog mogelijk te houden. Maar wel met oog voor zorgvuldig ruimtegebruik en vraaggerichte, duurzame en betaalbare woningbouw.
Veranderende leeftijdssamenstelling
Ook Noord-Brabant heeft te maken met sterke veranderingen in de leeftijds- en huishoudenssamenstelling van de bevolking. Vooral de vergrijzing en de forse toename van het aantal alleenstaanden hebben invloed op de huisvestingsproblematiek in onze provincie. De vraag naar huisvesting groeit veel sterker dan eerder werd gedacht en de woningbouwopgave is daardoor nog groter worden. Terwijl het woningbouwtempo juist afneemt. Zo zal de groei van de woningvoorraad in 2023 en 2024 uitkomen op een niveau tussen de 10.000 en 11.000 woningen. Aanmerkelijk lager dan de groeicijfers van de laatste jaren: in 2021 kwamen er 13.000 woningen bij en in 2022 groeide het woningbestand met 13.850, de sterkste groei in 25 jaar.
Eén op de drie! Maar hoe?
De doelstelling van de Rijksoverheid is dat één op de drie van de landelijk ruim 900.000 nieuw te realiseren woningen voor (aankomende) senioren gebouwd moet worden. Het aantal van ongeveer 300.000 nieuwe woningen voor ouderen tot en met 2030 is verdeeld over circa 170.000 nultredenwoningen, 80.000 geclusterde woningen (o.a. hofjeswoningen, collectieve wooninitiatieven, serviceflats en seniorenflats met ontmoetingsruimte) en ongeveer 40.000 zorggeschikte woningen (deel geclusterde woningen waarin langdurige zorg geleverd kan worden). Tijdens een werkconferentie in het Provinciehuis in ’s-Hertogenbosch op 22 november stond de vraag Eén op de drie! Maar hoe? centraal. Tijdens de conferentie en een aansluitende busrit konden de deelnemers deze opgave in al zijn urgentie en integraliteit ervaren.