Indringende boodschap aan Tweede Kamerleden: neem kritiek pensioenexperts serieus!
Claimstichting Pensioen, KBO-Brabant, KBO Noord-Holland, Omroep MAX en de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen voeren deze zomer gesprekken met de woordvoerders pensioenen in de Tweede Kamer. Inzet: de Tweede Kamerleden ervan doordringen dat de complicaties en (uitvoerings)problemen van de pensioenstelselherziening niet goed zijn doordacht en dat kritiek van gerenommeerde experts onvoldoende door de minister is meegenomen in de Wet Toekomst Pensioenen die na het reces wordt behandeld in de Tweede Kamer. De vijf organisaties pleiten voor herbezinning en zorgvuldigheid in plaats van snelheid.
Allereerst wordt geconstateerd dat er in Nederland niet één seniorenvereniging is die de WTP steunt. Er is dus geen maatschappelijk draagvlak voor deze wet onder een miljoen georganiseerde senioren! De vijf organisaties hebben grote voorkeur voor handhaving van het huidige stelsel. Niet om alles bij het oude te laten, maar vanwege een slechter pensioenresultaat tegen hogere kosten bij het beoogde nieuwe stelsel. Maatschappelijke problemen en politieke wensen zoals bredere participatie (zzp’ers) en loslaten doorsneesystematiek zijn gerichter en eenvoudiger op te lossen dan via een mega operatie van een stelselwijziging. Mocht de WTP – tegen beter weten van steeds meer pensioenexperts in – tóch worden ingevoerd, dan zijn er een paar zaken die bijzondere aandacht verdienen en/of opgelost moeten worden.
1. Grote zorg gaat uit naar de uitvoering van het nieuwe stelsel. Gevreesd wordt dat de kosten en mensuren die nodig zullen zijn voor de transitie zwaar onderschat worden. Tel daarbij op de talrijke juridische procedures die te verwachten zijn en onherstelbare schade is ons deel.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat pensioengerechtigden crediteuren zijn van hun pensioenfonds. Hun aanspraken vallen onder het eigendomsrecht. Het recht op indexatie, inhaalindexatie en vaak ook compensatie vormt een onderdeel van dit eigendomsrecht.
Deze rechten mogen bij invaren niet zomaar weggestreept worden. De wetgever moet de randvoorwaarden scheppen, zodat pensioenfondsen verplicht worden bij invaren deze rechten te verrekenen. Kan een fonds dat niet, dan kan er geen sprake zijn van overgang naar het nieuwe stelsel.
2. Voorts is gewezen op de problemen rondom ‘life cycle beleggen’ dat per saldo minder rendement oplevert dan beleggen via het collectief vermogen. Bovendien wordt een groot deel van het pensioenvermogen nog opgebouwd tijdens de uitkeringsfase van een gepensioneerde. Het risicomijdend beleggen tijdens de uitkeringsfase gaat zwaar ten koste van de te behalen rendementen, waarmee de kans groot is op een daling van het nominale pensioen en een waardevast pensioen voorgoed achter de horizon verdwijnt.
Een collectieve regeling tijdens de uitkeringsfase onder het solidaire contract zou dit probleem kunnen mitigeren. Gemeenschappelijk beleggen voor jong en oud over een lange reeks van decennia heeft bewezen tot goede en stabiele resultaten te leiden. De Tweede Kamerleden zijn verzocht om bij de behandeling van het wetsvoorstel zorgvuldig na te gaan of met life cycle beleggen niet een onnodige en onwenselijke complicatie wordt geïntroduceerd. Weliswaar biedt de nieuwe wet continuering van het collectief beleggen, maar door de toerekening van de rendementen naar leeftijdscohorten zal dit collectief beleggen een afspiegeling moeten zijn van de beleggingskarakteristieken van het life cycle beleggen, anders treedt een risico-mismatch op. Deze gedragsreactie van pensioenbesturen wordt niet onderkend door de minister, blijkens haar antwoorden in het Nader Verslag.
3. In de nieuwe Pensioenwet zijn vijf verschillende rekenrentes en projectierendementen van toepassing. Dat voor iedere toepassing een andere rekenrente wordt voorgesteld, wekt geen vertrouwen en verhindert een evenwichtige belangenafweging.
Wanneer binnen een pensioenfonds gesproken wordt over verdeling van het collectieve vermogen, horen aan de verdelingstafel uitsluitend te zitten de beheerders van dat vermogen (pensioenfondsen en -uitvoerders) en de crediteuren (actieve deelnemers, slapers en gepensioneerden). De WTP moet voorzien in directe zeggenschap van gepensioneerden. Het is, gegeven de houding van veel vakbondsbestuurders, niet houdbaar te veronderstellen dat de vakbonden ook gepensioneerden vertegenwoordigen. Het aantal gepensioneerden dat zich voor hun belangenbehartiging heeft verenigd in seniorenverenigingen overstijgt bovendien verre het aantal gepensioneerden dat nog lid is van een vakbond.
4. Tenslotte. Nederland gaat in een bijzonder onzekere tijd, zowel economisch als geopolitiek, de grootste pensioenstelselwijziging ooit doorvoeren. Vanwege alle uitvoeringscomplicaties is daar vier jaar voor uitgetrokken, lopend van 2023 tot en met 2026 (mits de WTP nog dit jaar door de Staten-Generaal wordt goedgekeurd). In deze overgangsperiode bestaan twee regimes: het transitie FTK en de invoering van de nieuwe Pensioenwet. Het beheer van het pensioenvermogen wordt daardoor noodgedwongen gefocust op de korte termijn, terwijl in zo’n onzekere periode juist de langere termijn horizon van belang is. De kans is daardoor groot dat veel pensioenvermogen onnodig verloren gaat.
Gesproken is reeds met Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Léon de Jong (PVV), Bart van Kent (SP), Senna Maatoug (GroenLinks), Hilde Palland-Mulder (CDA) en Bart Smals (VVD). Het gesprek met Henk Nijboer (PvdA) vindt in augustus plaats.
Corrie van Brenk, voorzitter Claimstichting Pensioen
Leo Bisschops, voorzitter KBO-Brabant
Anton van Riel, voorzitter KBO Noord-Holland
Jan Slagter, directeur Omroep MAX
Ronny van der Maaten, voorzitter Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen